Oefenen, oefenen, oefenen
Leren autorijden begint in de auto, de techniek. Eerst moet je weten waar alle knoppen zitten. Afijn, ik hoef de meeste lezers niet te vertellen hoe je vervolgens de auto daadwerkelijk start en in beweging zet. In het begin zijn dat best veel nieuwe handelingen, die je zo snel mogelijk in je systeem probeert te krijgen. De eerste bochten gaan toch niet zo soepel als bij Max Verstappen. Leren schaatsen is niet heel anders. Je begint bij jezelf, je techniek. De schaatsslag is best ingewikkeld: Van afzet, bijhaal tot inzet is het een complexe reeks handelingen, die je zo snel mogelijk in je systeem wilt krijgen. Pootje over blijkt stiekem lastiger dan hoe Sven Kramer schijnbaar moeiteloos door de bochten stapt. Als je net begint met schaatsen is het niet raar om een rekje te pakken ter ondersteuning of aan een hand van een trainingsmaatje te gaan hangen in de bocht. Op dezelfde manier zal je rijinstructeur of -instructrice bij de eerste lessen zijn voeten extra dicht bij zijn of haar eigen gas- en rempedaal houden. Verder is het in beide gevallen een kwestie van oefenen, oefenen, oefenen.
De snelweg op
Zodra de techniek al aardig op de automatische piloot gaat, moet je daadwerkelijk stoppen met nadenken. Juist als je gaat nadenken over het schakelen of de schaatsslag, gaat het mis. Nu is het zaak om je aandacht buiten je auto of lichaam te verplaatsen. Marathonschaatsen is namelijk meer dan de schaatstechniek alleen, want je rijdt met zo’n tachtig andere mensen in het peloton. Je moet anticiperen op degenen die je willen inhalen of op remmende rijd(st)ers voor je. Precies zoals op de snelweg. Blijf je te lang achter je voorganger hangen, dan verlies je snelheid en kost het alleen maar meer energie om weer te gaan inhalen. Jouw ‘merk’ bepaalt of je zuinig kan en wil rijden. Zijn jullie een aanvallende ploeg, die in principe zuinig rijdt, maar gas kan geven op de juiste momenten? Of moeten jullie het hebben van de massasprint, met hoge snelheden in de finale? Lompe, Amerikaanse auto’s ogen misschien sterk, maar zuinig rijden doen ze niet. En is een Porsche op de lange afstanden ook nog comfortabel?
Een hand uitsteken?
Autorijden is meer dan anticiperen op het overige (rijdende) verkeer. Verkeersborden en stoplichten dwingen een bepaald rijgedrag af. Zij nemen de rol aan van een ploegleider, die langs de kant de koers probeert te controleren. De handgebaren zijn kort en duidelijk, om verwarring te voorkomen. Een TomTom zul je niet nodig hebben, zeker niet op een 400-meterbaan. Toch is het handig om een wegkapitein te hebben: een ploeggenootje die zo nu en dan naar je roept wanneer je in actie moet komen. Ten slotte staan er juryleden langs het ijs politieagentje te spelen. Ze zien erop toe dat je je snijvaste kleding (je gordels) correct draagt en je je handen netjes thuishoudt. Immers, het is ook weer niet nodig om met zwaaiende armen je richting aan te geven, als je van strook wilt wisselen. Eén voordeel: als marathonschaats(st)er zal je niet snel geflitst worden als je te hard rijdt – maar misschien krijg je wel op je kop van je ploegleider als je onnodig op kop blijft sleuren.
Scherp blijven
Een ander verschil is dat je bij marathonschaatsen zelf het werk moet doen, terwijl je in de auto met redelijk lage hartslag kan blijven zitten. Toch geldt bij beide dat je op tijd moet tanken. Vooral bij lange afstanden is een isotone sportdrank, reepje of gelletje de ideale benzine (of diesel?). Voor en na de wedstrijd is het belangrijk om weer even je materiaal te controleren. Zijn de banden nog op spanning, zijn de schaatsen goed geslepen? Niet alleen de ijzers moeten scherp blijven, maar jijzelf net zo goed. Zowel voor autorijden als marathonschaatsen geldt namelijk: Houd je koppie erbij. Want voor je het weet, maak je op een belangrijk moment een denkfout en sta je geparkeerd.
De Topdivisie Dames tijdens KPN Cup 2 in Den Haag (26 oktober 2019).
Foto door Focus by Hanneke